10% van de Nederlanders kampt met subklinische angstklachten. Bij 40% gaan deze klachten niet vanzelf over. Dat blijkt uit onderzoek van het Trimbos-instituut in samenwerking met de afdeling Psychiatrie van Amsterdam UMC en GGZ inGeest.
In het onderzoek, getiteld ‘prevalence and course of subthreshold anxiety disorder in the general population: a three-year follow-up study’, ligt de focus op de preventie en ontwikkeling van subklinische angst. Een patiënt met deze angst ervaart wel degelijk angstsymptomen, maar aan de hand van DSM-IV criteria kan geen angststoornis worden vastgesteld.
Het onderzoek maakt gebruik van data afkomstig uit ‘NEMESIS-2’, een eerder onderzoek van het Trimbos-instituut gericht op de preventie, het ontstaan, de ontwikkeling en gevolgen van psychische aandoeningen bij Nederlanders tussen de 18 en 64 jaar. Aan de hand van drie metingen en verschillende vragenlijsten werd informatie vergaard over de geestelijke gezondheid van deze groep volwassenen.
De gegevens van 4582 deelnemers aan alle metingen van ‘NEMESIS-2’ vormen de basis voor het huidige onderzoek. Alle tweede en derde metingen van deze groep werden geanalyseerd. Hieruit bleek dat 11% subklinische angstklachten ervaarde en 4% met een angststoornis kampte op basis van de DSM-IV criteria.
Van de Nederlanders met subklinische angstklachten ervaart 57% geen klachten meer na drie jaar. In 29% van de gevallen is er niets veranderd en bij de overige 14% is inmiddels een angststoornis vastgesteld. Risicofactoren omtrent kwetsbaarheid spelen een grote rol in de gelijk gebleven of verslechterde situaties. Ook samenhang met andere psychische klachten leek niet bevorderend voor het herstel.
(bron: Trimbos-instituut)