Cognitieve functiestoornissen bij schizofrenie hebben een grotere invloed op de ‘functionele outcome’ van de ziekte dan de klinische symptomen. Stoornissen komen onder andere voor in het verbale geheugen en het werkgeheugen, het uitvoerend vermogen (executive function, het zelf bedenken van de regels waaraan de volgorde van gepresenteerde patronen voldoen), de volgehouden aandacht, de ‘visuele en ruimtelijke prestaties’ (performance, het uitvoeren van taken als het volgen van een doolhof) en de ‘verwerkingssnelheid’ (processing speed, de snelheid van het omzetten van informatie in het uitvoeren van opdrachten). Antipsychotica geven wel enige, maar zeer beperkte verbetering van deze functies. Er zijn geen klinisch relevante of interessante verschillen tussen antipsychotica aangetoond, niet tussen nieuwe middelen onderling en niet tussen oude en nieuwe middelen. Van belang is om met minimaal effectieve doseringen en zo min mogelijk anticholinergica te behandelen. Voorlopig zijn nietfarmacologische interventies het belangrijkste middel om cognitieve functies gericht te verbeteren.
Auteurs |
Enterman, J.H.
Moleman, P. |
---|---|
Thema | Hoofdartikel |
Publicatie | 18 september 2007 |
Editie | Psyfar - Jaargang 2 - editie 3 - Nummer 3 - 2007 |