Farmacogenetica wordt in toenemende mate toegepast in de dagelijkse psychiatrische praktijk. Dit geldt met name voor genotypering van het gen voor CYP2D6 en CYP2C19. In dit artikel wordt besproken of genotypering van CYP3A4 ook toegepast kan worden in de psychiatrische praktijk. Van CYP3A4 is een groot aantal genetische variaties beschreven. Het CYP3A4*22-polymorfisme is het meest bekende en meest voorkomende; over de andere polymorfismen is weinig tot geen literatuur beschikbaar in relatie tot het metabolisme van psychofarmaca. Ook is er nauwelijks onderzoek uitgevoerd naar de associatie tussen het CYP3A4-genotype en het effect van psychofarmaca. Dit heeft tot gevolg dat adviezen over de keuze en de doseringen van psychofarmaca bij een afwijkend CYP3A4-genotype ontbreken. Bovendien hebben exogene factoren, zoals voeding en comedicatie, de grootste invloed op de activiteit van het enzym CYP3A4, waardoor genotypering weinig informatie geeft over de metabole capaciteit van het enzym. Er is daarom vooralsnog geen reden om CYP3A4-genotypering toe te passen in de dagelijkse praktijk.
Auteurs |
Hulsebos-Huigen, N.,
Mulder, H. |
---|---|
Thema | Bijwerkingen en interacties |
Publicatie | 13 december 2019 |
Editie | Psyfar - Jaargang 14 - editie 4 - 2019 | nummer 4 |