Verschillende signalen kunnen erop wijzen dat iemand aan de eet- of voedingsstoornis ARFID (avoidant/restrictive food intake disorder) lijdt, bijvoorbeeld een gevoel van angst bij bepaald voedsel, gevoeligheid voor voedsel met een bepaalde textuur, geur, kleur of smaak, of weinig belangstelling voor eten. Er zijn verschillende screeningsinstrumenten te gebruiken, waarna voor verder onderzoek naar ARFID verwezen kan worden naar specialistische hulpverlening. Aandacht voor somatiek is belangrijk, waarbij naast artsen, diëtisten bij kunnen dragen aan het bepalen welke deficiënties er in het voedingspatroon zijn. Net als bij de andere eetstoornissen zijn cognitieve gedragstherapie en gezinsinterventies bruikbare behandelvormen. Farmacotherapie heeft vrijwel geen rol in de behandeling van ARFID, maar kan bij eventuele comorbide aandoeningen ondersteunen.
Auteurs |
Smallenburg, L.C.S.
Mulkens, A.A.N. Eeden, A.E. van Geelkerken, L.A.F.E. van Dieleman, G.C. |
---|---|
Thema | Kinderen en jeugdigen |
Publicatie | 1 september 2024 |
Editie | Psyfar - Jaargang 19 - editie 3 - 2024 | nummer 3 |