De stoornissen die in de DSM-IV een plek hadden onder het hoofdstuk angststoornissen, zijn inmiddels in drie verschillende hoofdstukken onderverdeeld. Angststoornissen omvatten nu alleen nog de ‘klassieke angststoornissen’, te weten de paniekstoornis, agorafobie, specifieke fobie, sociale angststoornis, gegeneraliseerde angststoornis, scheidingsangst of separatieangststoornis en de specifieke kinderangststoornissen selectief mutisme en schoolweigering. De obsessief-compulsieve stoornissen en de trauma- en stressgerelateerde stoornissen worden in aparte hoofdstukken besproken. In dit artikel worden angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen besproken. Afgelopen jaren verscheen een aantal zorgvuldige reviews van de verschillende behandelvormen, CGT en SSRI, die beide effectief blijken in de behandeling van angststoornissen. Kinderen en jongeren met een angststoornis reageren vaak vroeg in de behandeling al op medicatie. Een hogere dosering geeft een sneller, maar geen beter effect. Op langere termijn blijft de angststoornis een groot deel van de (grotendeels met CGT) behandelde patiënten in remissie. Het vrouwelijk geslacht, veel negatieve levensgebeurtenissen en externaliserende stoornissen vormen voorspellers voor een negatieve uitkomst. Een groot deel van de behandelde jongeren blijft op een of andere manier in zorg.
Auteurs | Bergh, V.W. van den, |
---|---|
Thema | Kinderen en jeugdigen |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 11 juni 2020 |
Editie | Psyfar - Jaargang 15 - editie 2 - 2020 | nummer 2 |
Na het lezen van dit artikel: